Beroepstermijn RvVb tegen registratiebeslissing start vanaf de feitelijke kennisname

Om als belanghebbende derde een registratiebeslissing (opname in een vergunningenregister) aan te vechten bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RvVb) moet dit gebeuren binnen een termijn van 45 dagen. Volgens artikel artikel 4.8.11, §2, 2° b) Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO) vangt deze termijn aan vanaf de dag na de opname van de constructie in het vergunningenregister.

Probleem hierbij is dat een belanghebbende derde natuurlijk niets steeds het vergunningenregister raadpleegt en dus niet steeds op de hoogte is van wanneer de mogelijks nadelige opname van de constructie in het vergunningenregister wordt ingeschreven.

Deze problematiek werd middels prejudiciële vraag door de RvVb aan het Grondwettelijk Hof voorgelegd. Met arrest van 19 oktober 2023 en nummer 140/2023 heeft het Grondwettelijk Hof de regeling uit artikel 4.8.11, §2, 2° b) VCRO ongrondwettig bevonden.

Het Hof oordeelt dat artikel 4.8.11, §2, 2° b) VCRO een onevenredig strenge verplichting tot waakzaamheid oplegt aan een belanghebbende derde:

‘(…)

B.14.3. Rekening houdend met die elementen legt de in het geding zijnde bepaling een onevenredig strenge verplichting tot waakzaamheid op aan derde-belanghebbenden die tegen een registratiebeslissing een beroep wensen in te stellen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen. Er kan redelijkerwijze niet van een omwonende worden verwacht dat hij op zeer regelmatige basis het vergunningenregister raadpleegt, louter om na te gaan of daarin constructies werden opgenomen waarvan hij hinder of nadelen kan ondervinden. Dat geldt des te meer aangezien de informatie in het vergunningenregister is « geordend per kadastraal perceel » (artikel 5.1.2, § 1, tweede lid, van de VCRO) en het, met name in een dichtbebouwde omgeving, niet uitgesloten is dat personen hinder of nadelen ondervinden van meerdere bestaande constructies op verschillende kadastrale percelen.

De door de decreetgever nagestreefde doelstelling om de aanvrager zo snel mogelijk rechtszekerheid te verschaffen, kan bijgevolg niet verantwoorden dat de termijn van vijfenveertig dagen om een beroep in te stellen tegen een registratiebeslissing ingaat de dag na de opname van de constructie in het vergunningenregister als vergund geacht. Er zijn andere termijnregelingen en vormen van bekendmaking denkbaar die de aanvrager binnen een redelijke termijn rechtszekerheid bieden omtrent de vergunningstoestand van zijn constructie, en toch het recht op toegang tot de rechter van derde-belanghebbenden waarborgen.

(…)’

(eigen aanduiding)

De RvVb heeft in een recent arrest van 21 december 2023 met nummer RvVb-A-2324-0305 om die reden een exceptie wegens laattijdigheid van een beroep gericht tegen een registratiebeslissing verworpen. De RvVb oordeelde dat omwille van voormelde ongrondwettigheid de beroepstermijn voor een belanghebbende derde aanvangt vanaf de datum van feitelijke kennisname van de beslissing en dus niet langer vanaf de dag na de opname van de constructie in het vergunningenregister.

Previous
Previous

Onteigenen ter preventie van overstromingen. Actueler dan ooit

Next
Next

RvS blijft bevoegd inzake openbaarheid van bestuur ook al werd de gewone rechter reeds gevat