Solitaire windturbine toch niet zo voor de hand liggend

In een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen van 25 juli 2024 met nr. RvVb-A-2324-0956 besluit de Raad tot vernietiging van de omgevingsvergunning voor het bouwen van een solitaire windturbine op de Barco-site.

Het arrest behandelt vooreerst de vraag of namens een vennootschap een vernietigingsberoep kan worden ingesteld, door onder meer te wijzen op de zintuigelijke hinder. De belangenvereiste wordt door de Raad - in lijn met haar recente rechtspraak - ruim ingevuld:

‘De verzoekende partij meldt zich als eigenaar van het kantoorgebouw te Kortrijk, Beneluxpark 27B, een kantorenpark dat grenst aan het industriegebied waarin de vergunde windturbine ingeplant wordt. Ze visualiseert het uitzicht op de projectlocatie. De verzoekende partij stelt werknemers in het gebouw tewerk, en verhuurt een gedeelte aan een vastgoedontwikkelaar en een advocatenkantoor. Het is redelijkerwijze aannemelijk dat het gebouw van de verzoekende partij als huurpand aan aantrekkelijkheid inboet ten gevolge van de inplanting van de vergunde windturbine in de omgeving, op een afstand die door de tussenkomende partij op ongeveer 475 meter geschat wordt. Is het daarbij evident dat een rechtspersoon zelf geen zintuiglijke hinder kan ondergaan, dan mag het even evident worden genoemd dat de verzoekende partij zich als rechtspersoon kan beroepen, als een vorm van onrechtstreekse benadeling, op de zintuiglijke hinder waaraan haar werknemers of die van haar huurders blootgesteld worden, en dat ze belang heeft bij een vordering die ertoe strekt om hen voor die hinder te vrijwaren.’

Verder gaat de Raad in een eerste middel uitgebreid in op de locatie van de windturbine, nu de rotordiameter maakt dat wordt geflirt met de grens van het industriegebied. Er is dus wiekoverdraai binnen het industriegebied. Bovendien impliceert de oprichting van de windturbine de plaatsing van een middenspanningscabine en de kap van 2 bomen, beide in de bufferzone. 

De Raad oordeelt hieromtrent dat de bestreden beslissing feitelijk onjuist is waar wordt overwogen dat de bufferzone niet ‘wordt aangetast’ en stelt verder als volgt:

‘In zoverre de tussenkomende partij aanvoert dat het een vergunningverlenende overheid vrijstaat om wijzigingen aan te brengen of toe te staan aan een eerdere vergunning of de bestaande bufferzone te evalueren in het licht van een nieuwe vergunningsaanvraag, wordt er opgemerkt dat die overheid dan wel verplicht is om in haar beslissing over de aanvraag formeel en afdoende te motiveren waarom ze instemt met een aantasting of beperking van de bufferzone die in een eerdere vergunning noodzakelijk bevonden werd.’

[eigen aanduiding]

De wijze van de aanleg van de bufferzone was eerder bij de bouw van het betrokken kantoorgebouw expliciet opgelegd als voorwaarde. Over de verhouding van de aantasting van de bufferzone en de oprichting van de windturbine stelt de Raad als volgt:

‘Met reden hekelt de verzoekende partij ook dat de verwerende en tussenkomende partij zich dan wel uitvoerig beroepen op “de landschappelijke inkleding en de daarmee gepaard gaande bufferzone” zoals beoordeeld en begrepen in de vroegere vergunningen om te gewagen van een ruime bufferzone, maar in het ongewisse laten of de bestaande bufferzone wel in overeenstemming met de vergunningsvoorwaarden gerealiseerd werd. Anders dan de verwerende partij in haar antwoordnota voorhoudt, is dat wel degelijk relevant voor de beoordeling van de aanvraag in het geding. Dat is een zaak van feitenonderzoek en motivering.’

[eigen aanduiding]

Ook behandelt de Raad de stelling dat de verschillende onderdelen van de windturbine de essentie van de bufferzone aantast:

‘Het is dan wel juist dat de bufferzone in de zin van artikel 7.2.0 van het Inrichtingsbesluit geen op het gewestplan bepaald afzonderlijk bestemmingsgebied is en deel uitmaakt van het industriegebied, dat neemt niet weg dat het gaat om een op grond van artikel 7.2.0 in de vergunning verplicht af te bakenen zone in het industriegebied met een specifieke functie. Ten onrechte beperkt de verwerende partij zich in de bestreden beslissing tot het motief dat de wiekoverslag op voldoende afstand tot de grens van het industriegebied blijft en maakt ze abstractie van de ruimtelijke locatie van de wieken in de bufferzone.’

[eigen aanduiding]

Een tweede middel handelt over de inpasbaarheid van de windturbine op de specifieke locatie. Het gaat immers om een solitaire windturbine bij een bestaande industriesite, hetgeen afwijkt van de beleidslijn uit omzendbrief RO/2014/02 dat stelt dat moet worden gestreefd naar een cluster van windturbines. De Raad gaat specifiek in op de motivering die in de vergunningsbeslissing werd aangereikt om de beweerde clustering te staven. Zo wordt door de Raad geoordeeld dat de motivering niet laat begrijpen waarom de op het bedrijventerrein aanwezige bebouwing of infrastructuur als grondslag voor bundeling kan dienen. De Raad stelt op krasse wijze als volgt:

‘De verwerende partij ziet daarnaast een bundeling met een aantal “grootschalige infrastructuren”, met name “aanwezige hoogspanningslijnen, de gewestweg N50 en het autosnelwegcomplex E17-R8”. Gedetailleerder dan dat wordt het opnieuw niet. De motivering verduidelijkt niet op welke afstand die infrastructuren gelegen zijn en hoe die zich ruimtelijk ten opzichte van de aangevraagde windturbine verhouden. Zonder daarin tegengesproken te worden, situeert de verzoekende partij de N50 (Doorniksesteenweg) op ongeveer 850 meter ten opzichte van de inplantingsplaats, de E17 op ongeveer 1.300 meter en de dichtstbijzijnde hoogspanningslijnen op ongeveer 2,2 km. De verzoekende partij heeft in haar bestuurlijk beroepschrift de verwerende partij al met die afstanden geconfronteerd, en daarbij ook nog de tussenliggende bebouwing en het hoogteverschil tussen de E17 en de BARCO-site als bezwaren aangevoerd. De bestreden beslissing antwoordt daar niet op en stelt op algemene wijze dat er sprake is van bundeling met “grootschalige infrastructuren”. In het bijzonder infrastructuren op afstanden van 1.300 meter en 2,2 km kunnen in redelijkheid ook geen aanvaardbare grondslag uitmaken zonder de betekenis van het begrip ‘bundeling’ geweld aan te doen.’

[eigen aanduiding]

Zo wordt de motiveringsplicht van de vergunningverlenende overheid nogmaals aangescherpt.

Nog stelt de Raad dat uit de vergunningsbeslissing niet blijkt waarom de inplanting van de windturbine op de grens met een zuidelijk openruimtegebied verenigbaar kan worden geacht.

Ook de specifieke locatie van het bedrijf en de beperkte oppervlakte van de site kunnen volgens de Raad niet baten:

‘Voor zover de verwerende partij overweegt dat het projectgebied geen ruimte biedt voor twee of meer windturbines en de voorkeur geeft aan een windturbine boven geen enkele, is dat een beleidsmatige evaluatie van de bijdrage van de aanvraag aan de productie van hernieuwbare energie. Dat biedt geen verantwoording voor de ruimtelijke inpasbaarheid van de aanvraag.’

[eigen aanduiding]

Niet alleen gaat de Raad in dit arrest in op het belang van het vrijwaren van de bufferzone in industriegebied, ook wordt dus nogmaals bevestigd dat het oprichten van een solitaire windturbine niet voor de hand ligt.

Previous
Previous

Lijst met handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is gewijzigd én uitgebreid

Next
Next

Verschaft louter eigendomsstatuut een vennootschap persoonlijk belang?