Raad van State vernietigt ruimtelijk beleidsplan dat verordenende bepalingen bevat

In een arrest van de Raad van State van 22 maart 2024 met nr. 259.227 besluit de Raad tot vernietiging van het Ruimtelijk Beleidsplan van de stad Geel.

Dit ruimtelijk beleidsplan bevat een beleidskader dat een aantal percelen grond als minstens tot 2030 als te reserveren gebieden aanmerkt. Zo wordt in het beleidsplan over de woningbouwprogrammatie het volgende gesteld:

‘De woningbouwprogrammatie is opgesteld voor de beleidsperiode die is ingegaan vanaf 2020 en loopt tot 2030. Zij geeft aan welke nu nog onbebouwde binnengebieden in woongebieden en in woonuitbreidingsgebieden binnen deze periode kunnen worden ontwikkeld. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen gebieden die voor 2025 en gebieden die tussen 2025 en 2030 kunnen worden vrijgegeven. De stad wenst de andere gebieden te bevriezen tot minstens 2030 of zelfs uit het woningaanbod te lichten (herbestemming naar een andere functie).’

Hoewel een ruimtelijk beleidsplan in principe geen aanvechtbare beslissing vormt voor de Raad van State, stelt de Raad bij de beoordeling van de ontvankelijkheid dat het ruimtelijk beleidsplan en de omvattende beleidskaders de bestaande toestand en de woonbestemming van het gewestplan heeft ‘geneutraliseerd’ tot minstens 2030, wat volgens de Raad neerkomt op een tijdelijk bouwverbod. De Raad overweegt verder dat het de expliciete bedoeling is van de stad Geel om geen verder ruimtelijk uitvoeringsplan aan te nemen.

Het standpunt van de Raad leert als volgt:

‘Met verzoekers moet worden vastgesteld dat het in het beleidskader “Open ruimte” vervatte bouwverbod voor hen een griefhoudend karakter heeft daar het neerkomt op een tijdelijke wijziging van de woonbestemming van het gewestplan en dus een verordenende aard heeft. Terecht stellen verzoekers dat een dergelijk voorschrift thuishoort in een ruimtelijk uitvoeringsplan en niet in een ruimtelijk beleidsplan. Immers daar waar artikel 2.2.6, § 1, VCRO stelt dat de stedenbouwkundige voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan een bouwverbod kunnen inhouden, verbiedt artikel 2.1.2, § 1, VCRO uitdrukkelijk dat een onderdeel van een ruimtelijk beleidsplan verordenende kracht zou krijgen.’

Het arrest besluit dat van een onontvankelijkheid van de vordering geen sprake is en dat het eerste middel dus gegrond is.

Hoewel de Raad principieel niet bevoegd is om kennis te nemen van ruimtelijke beleidsplannen nu dit normaliter geen voor vernietiging vatbare rechtshandeling is die verordenende kracht zou hebben en zo een wijziging van de bestemming kan doorvoeren, besluit de Raad hier tot ontvankelijkheid gelet op de gegrondheid van het middel.

Previous
Previous

Raad van State verklaart zich onbevoegd vanaf betekening dwangbevel tot betaling administratieve geldboete

Next
Next

Raad van State verwerpt 2 vorderingen tot schorsing gericht tegen fusies gemeenten