Beoordeling beroep inzake zaak der wegen is allesomvattend

Opnieuw wordt in een arrest van 9 februari 2024 met nr. 258.751 door de Raad van State nadere invulling gegeven aan de bepalingen uit het Gemeentewegendecreet.

Het verzoekschrift tot vernietiging was gericht tegen de beslissing van de Vlaamse Minister, die van oordeel was dat ze niet bevoegd was om de argumentatie over de berekening van de waardevermeerdering door het opheffen van de wegen te onderzoeken. Enkele gemeentewegen op het grondgebied van de gemeente Halle werden opgeheven, waarbij discussie is ontstaan over de verhouding van de opheffing van de gemeentewegen en de meerwaarde die dit met zich meebrengt voor de betrokken gronden.

De Raad oordeelt hierover als volgt:

De aangevoerde middelen stellen uitsluitend de vraag aan de orde of het bestreden ministerieel besluit terecht geoordeeld heeft dat de in het bestuurlijk beroepsschrift van de verzoekende partij vervatte grief inzake de meerwaarden “niet wordt onderzocht”.

[…]

Met de middelen appelleert de verzoekende partij aan de waarborg die haar is ontnomen omdat haar grieven niet door de minister zijn onderzocht. Bovendien is niet uit te sluiten dat de vaststelling van de meerwaarden voor de gemeente bepalend is geweest voor de bestreden opheffing van de weggedeeltes.

Artikel 25, § 2, 1°, van het gemeentewegendecreet kent de Vlaamse regering de bevoegdheid toe het besluit van de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg te vernietigen “wegens strijdigheid met dit decreet”, daaronder verstaan het gemeentewegendecreet. De door deze bepaling toegekende toetsingsbevoegdheid strekt zich uit tot alle artikelen van het gemeentewegendecreet en is niet beperkt tot de daarin “in het bijzonder” vermelde doelstellingen en principes, noch is er enige grond voor de in de laatste memorie van de eerste verwerende partij geopperde stelling dat die bevoegdheid zich zou dienen te beperken tot “de procedurele aspecten”. Daar het in de grief inzake de meerwaarden geschonden geachte artikel 28 een bepaling is van het gemeentewegendecreet, is het onterecht dat in het bestreden ministerieel besluit is geoordeeld dat hij “niet wordt onderzocht”. De middelen zijn in de aangegeven mate gegrond, zodat het bestreden ministerieel besluit moet worden vernietigd.’

Dit maakt dat het onderzoek naar de beroepsargumenten wordt uitgebreid tot alle artikelen in het Gemeentewegendecreet en zich niet beperkt tot de artikelen 3 en 4 van het Gemeentewegendecreet.

Previous
Previous

Waterdoorlatende bedekking is verharding en dus vergunningsplichtig

Next
Next

Gemeenteraadsbeslissing over zaak der wegen moet kunnen worden hersteld na vernietiging in graad van beroep