Wij zijn advocaten én adviseurs met een diepgaande expertise in publiekrecht.
Wij zijn kwalitatief, onafhankelijk, authentiek, betrouwbaar, duidelijk, daadkrachtig, realistisch, meedenkend en vernieuwend.
onze expertises
omgevingsrecht
meer weten over omgevingsrecht?
overheidsaansprakelijkheid
lezen wat wij begrijpen onder overheidsaansprakelijkheid?
grondwettelijk recht
meer lezen over de meest fundamentele regels van het publiekrecht?
ambtenarenrecht
meer weten over de regels m.b.t. overheidspersoneel?
ruimtelijke ordening & stedenbouw
meer lezen over vergunningen en plannen?
onteigeningsrecht
weten hoe wij u kunnen bijstaan bij een onteigening?
bodemrecht
meer weten over grondverzet en sanering?
lokale besturen
meer lezen over onze bijstand aan lokale besturen?
milieurecht
meer weten over milieurecht?
bestuursrecht
meer lezen over bestuursrecht?
energierecht
vragen over energie- of klimaatrecht?
publieq advocaten blogt!
Effectief oordelen dat ventilatieopeningen maken dat er geen sprake is van een blinde muur, laat de Raad van State voor de Raad voor Vergunningsbetwistingen die de feitenrechter is in dit verhaal.
Samengevat: volgens de Raad van State moet een wachtgevel inderdaad een blinde gevel betreffen en mag deze volgens de Raad voor Vergunningsbetwistingen dus geen ventilatieopeningen bevatten.
De Raad voor Vergunningsbetwistingen leidt uit artikel 75 OVD dus niet af dat de kosteloze grondafstand ten gunste van het openbaar domein moet gebeuren. De betrokken bepaling slaat enkel op de notie ‘nutsvoorzieningen’ en niet 'openbare nutsvoorzieningen', zoals dit in andere bepalingen wel het geval is. Artikel 75 OVD vereist enkel aan dat dat de kosteloze grondafstand een openbaar nut moet dienen.
De Raad voor vergunningsbetwistingen verduidelijkt dat zelfs een trage verbinding die (te allen tijde) open blijft en waar fietsers en voetgangers zonder enige beperking van gebruik kunnen maken, niet altijd een openbaar karakter heeft. De trage verbinding wordt namelijk voorzien in functie van het bestreden project en zijn 15 woonaangelegenheden, dus louter voor privaat gebruik. In de bestreden beslissing wordt dan ook duidelijk aangegeven dat het gaan om privaat gebruik van de wegenis, en legt bijkomend nog de voorwaarde op dat een poortje moet worden geplaatst om het privaat gebruik te garanderen.
De geformuleerde middelen die betrekking hebben op het verbod op staatssteun (aangezien verzoekende partijen van oordeel zijn dat de gewijzigde planschadevergoeding een staatssteunmaatregel vormt die had moeten worden aangemeld bij de Europese Commissie) en de standstill-verplichting (omwille van de bouwshift en de beleidsdoelstellingen om het ruimtebeslag te beperken tegen 2025 en uit te sluiten tegen 2040 en het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen dat nu moeilijker zouden kunnen worden gerealiseerd) worden verworpen.
In het arrest van de Raad worden dus 2 feitelijke elementen, zijnde het ontbreken van een kavelgrens en het eigendomsstatuut, weerlegd om alsnog tot de toepasselijkheid van de verkavelingsvergunningsplicht te besluiten. De feitelijke opdeling van de grond bepaalt de draagwijdte van de verkavelingsvergunningsplicht.
In casu is sprake van de oprichting van een appartementsgebouw met verschillende geveluitsprongen voorbij de rooilijn op verdiep. Er wordt voorzien in een kosteloze grondafstand, waarbij uit het aanvraagdossier en de inplantingsplannen duidelijk blijkt dat het voetpad in rode klinkers wordt aangelegd en voorbij de rooilijn ligt. De aanvraag voorziet dus ook in de aanleg van een voetpad volgens de verzoekende partijen. De verwerende partijen betwisten dat uitsprongen op verdiep niet kunnen worden beschouwd als constructies op een stuk grond dat door een rooilijn zijn getroffen. Wel wordt een omgevingsvergunningsvoorwaarde opgenomen die voorziet dat een gedeelte van het perceel kosteloos moet worden overgedragen.
Op zondag 13 oktober 2024 zijn het opnieuw verkiezingen. Deze keer trekken we naar de stembus voor de lokale en provinciale verkiezingen. Bij deze verkiezingen zijn er een aantal nieuwigheden tegenover de vorige verkiezingen. Hoog tijd voor een overzicht van de belangrijkste wijzigingen uit het Decreet Lokaal Bestuur dus, al is het maar om überhaupt rechtsgeldig een stem uit te kunnen brengen.
De onbebouwbaarheid en beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden impliceert evident een waardevermindering. Hiervoor kunnen eigenaars een schadevergoeding aanvragen volgens dezelfde modaliteiten als de planschadevergoeding. Eigenaars hebben twee jaar de tijd vanaf de inwerkingtreding van de besluiten tot aanduiding als WORG, dus tot 18 september 2026.
De Raad stelt vast dat uit de historiek van het dossier en de beoordeling zou blijken dat verwerende partij zich kennelijk onzorgvuldig en onredelijk gedraagt doordat ze bij de beoordeling van de verenigbaarheid van het project met de goede ruimtelijke ordening in haar achtereenvolgende weigeringsbeslissingen meermaals feitelijk abstractie maakt van het standpunt van de Raad in zijn vernietigingsarresten, die gezag van gewijsde hebben, en blijft vasthouden aan motieven die door de Raad gebrekkig zijn bevonden.
Artikel 13, §1 CAP-wet bepaalt dat een administratieve geldboete wegens het niet naleven van de informatieverplichtingen moet worden opgelegd binnen het jaar na de vaststelling. De boetebeslissing dateert van geruime tijd later. De FOD Financiën was evenwel van oordeel dat het hier ging om een inbreuk met een voortdurend karakter, doordat in de tijd na de vaststelling nog geen oplossing werd gevonden voor het technische probleem.
De Raad van State oordeelt evenwel dat de inbreuk geen voortdurend karakter heeft, maar een aflopend karakter kent.
Wijziging en uitbreiding Vrijstellingsbesluit voor stedenbouwkundige handelingen vanaf 24 augustus 2024
Verder gaat de Raad in een eerste middel uitgebreid in op de locatie van de windturbine, nu de rotordiameter maakt dat wordt geflirt met de grens van het industriegebied. Er is dus wiekoverdraai binnen het industriegebied. Bovendien impliceert de oprichting van de windturbine de plaatsing van een middenspanningscabine en de kap van 2 bomen, beide in de bufferzone.
In geval van betwisting of dit het geval is, behoort het de Raad voor Vergunningsbetwistingen toe te onderzoeken of de beroeper voldoende aannemelijk maakt dat hij waarschijnlijk gevolgen ondervindt van de afgifte van de omgevingsvergunning.
Deze interpretatie van de regeling berust volgens het Hof enkel op een persbericht vanwege de Vlaamse Regering waarin de maatregel wordt afgekondigd. Het Hof oordeelt dat een persbericht van de Vlaamse Regering een louter informatief karakter heeft en geen bindende kracht heeft, waardoor de decretale vergunningsplicht hierdoor niet wordt gewijzigd of opgeheven, noch de geldigheidsduur van een specifieke vergunning kan verlengen.
Dierenwelzijn is dan wel een door de Europese Unie erkende doelstelling van algemeen belang, een ethische waarde én zou volgens het Hof ook erkend zijn in internationale instrumenten die België binden, maar deze instrumenten zouden niet aan België de verplichting opleggen om de toegang tot de rechter te verzekeren aan verenigingen die zich het dierenwelzijn of bepaalde aspecten daarvan tot maatschappelijk doel hebben gesteld.
De verordening voorziet een aantal minimumnormen voor het parkeren van auto’s en fietsen en in de nieuwe verordening wordt opgenomen dat voor grotere projecten die onderworpen zijn aan een mobiliteitsstudie, geen verplichting geldt om op het eigen terrein voldoende parkeergelegenheid te voorzien, maar dat rekening kan gehouden worden met alle aangegeven mobiliteitsoplossingen.
Onder motivatie dat de afwerkingsregel in zijn huidige vorm leidt tot uitbreiding van de lintbebouwing, tot extra ruimtebeslag en tot bijkomende zonevreemdheid en daarmee dus in aanvaring komt met vrijwaring van de open ruimte en de bouwshift, wordt de regeling opgeheven. Deze regel zal enkel nog kunnen worden toegepast in woonreservegebieden. Wel wordt in dat geval de beperking dat het perceel waarop de nieuwe woning wordt opgericht niet groter mag zijn dan 650 m² opgeheven.
Een gekend pijnpunt in het Vlaamse omgevingsrecht is dat regularisaties van zonevreemde functiewijzigingen niet toegelaten zijn. Zo kan voor een leegstaande landbouwsite die een andere invulling gekregen heeft (door bijvoorbeeld een residentiële bewoning of een bedrijfje dat zich daar settelde) geen regularisatie van die functiewijziging worden doorgevoerd. Om een functiewijziging vergund te krijgen, moet er immers sprake zijn van een hoofdzakelijk vergunde constructie. Door het feit dat de landbouwers vertrokken zijn en er zich een nieuw gezin in de hoeve vestigde, is de landbouwwoning niet langer vergund want deze heeft een residentieel karakter gekregen.
De onmogelijkheid om de verwijdering te kunnen vorderen wordt als niet bestaanbaar met het eigendomsrecht geacht door het Hof, in zoverre zij de buur die de eigenaar ervan op de hoogte heeft gebracht dat de geplande of lopende werken van die laatste onrechtmatig zijn wegens grensoverschrijding, verhindert om binnen een redelijke termijn de verwijdering van het inherente overschrijdende element te eisen wanneer de inname op zijn eigendom, door de eigenaar die te kwader trouw de werken heeft verdergezet, niet omvangrijk is en er geen potentiële schade is in zijn hoofde.
Zonder nader in te gaan op de draagwijdte van de rechtsmacht en het aanhangige burgerlijke geschil, stelt de Raad dus vast dat de betekening van een dwangbevel hoe dan ook zou maken dat de rechtsmacht van de Raad vervalt.
Zolang er geen dwangbevel wordt betekend, zou de Raad dus wel beschikken over de rechtsmacht om kennis te nemen van de beroepen die gericht worden tegen de beslissingen tot het opleggen van de geldboete. De wettigheidscontrole die de Raad van State in dergelijk geval uitoefent, verschilt niet van de wettigheidscontrole die de rechtbank kan uitoefenen wanneer zij kennis neemt van een verzet op grond van artikel 69, § 2, van het Mestdecreet.
Hoewel de Raad principieel niet bevoegd is om kennis te nemen van ruimtelijke beleidsplannen nu dit normaliter geen voor vernietiging vatbare rechtshandeling is die verordenende kracht zou hebben en zo een wijziging van de bestemming kan doorvoeren, besluit de Raad hier tot ontvankelijkheid gelet op de gegrondheid van het middel.
Door de samenvoeging van deze gemeenten zouden deze in de toekomst behoren tot de provincie Oost-Vlaanderen. Dit laatste element wordt door de Raad van State aanzien als een intrinsiek vrijblijvend advies en vormt dus geen aanvechtbare voorbeslissing. Het zou alleen aan het Vlaams parlement toekomen om de grenzen van de provincies te wijzigen. Verder gaat het arrest ook in op de aanduiding van de algemeen directeur, financieel directeur en enkele andere ambten. Volgens verzoekende partijen had dit in besloten stemming moeten gebeuren. De Raad oordeelt dat de aanwijzing van coördinatoren niet bij afzonderlijke stemming moet worden beslist en ook niet in een besloten vergadering of geheim moet gebeuren.
Nu een pop-up bar niet te verenigen valt met de bestemmingen van het betrokken gebied, moet beroep worden gedaan op de uitzonderingsbepalingen voor sociaal-recreatief medegebruik uit artikel 4.4.4 VCRO. De dubbele toets die hiervoor moet worden uitgevoerd, wordt nogmaals nader toegelicht.
Middels een arrest van 21 maart 2024 met nr. 35/2024 schorst het Grondwettelijk Hof de wetsbepaling uit de wet van 25 december 2023 die stelt dat 16- en 17-jarigen mogen deelnemen aan de verkiezingen zonder voorafgaande registratie, nu sprake blijkt van een schending van het gelijkheidsbeginsel door de voorziene gunstregeling van de stemplicht voor minderjarigen. Dit regime verschilt van het regime voor meerderjarigen, die verplicht zijn om deel te nemen aan de stemming, op straffe van een sanctie. 16- en 17-jarigen mogen immers deelnemen aan de verkiezing zonder verplichting en kunnen ook niet worden gesanctioneerd indien zij niet deelnemen.
Er bestaat in de praktijk een groot misverstand over verharding en de omgevingsvergunningsplicht ervan. De overtuiging durft nogal eens te heersen dat verharding (denk aan grasdallen, steenslag, oprit in kiezelsteen, kunstgras) geen vergunningsplichtige verharding is, omdat deze waterdoorlatend zou zijn.
Niets is minder waar.
Het loutere feit dat op een grond / bodem louter siersteen of lavasteen werd aangebracht en dat het geheel waterdoorlatend is, ontslaat de aanbrenger ervan niet van het bekomen van een omgevingsvergunning. De vraag die moet worden gesteld is of de bodembedekking de originele bodem daadwerkelijk verhardt.
Artikel 25, § 2, 1°, van het gemeentewegendecreet kent de Vlaamse regering de bevoegdheid toe het besluit van de gemeenteraad tot opheffing van een gemeenteweg te vernietigen “wegens strijdigheid met dit decreet”, daaronder verstaan het gemeentewegendecreet. De door deze bepaling toegekende toetsingsbevoegdheid strekt zich uit tot alle artikelen van het gemeentewegendecreet en is niet beperkt tot de daarin “in het bijzonder” vermelde doelstellingen en principes, noch is er enige grond voor de in de laatste memorie van de eerste verwerende partij geopperde stelling dat die bevoegdheid zich zou dienen te beperken tot “de procedurele aspecten”.
Hieruit volgt dat de automatische weigering van een omgevingsvergunning in administratief beroep na de vernietiging van de gemeenteraadsbeslissing in graad van beroep de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt. Het Hof steunt zich hiervoor op onder meer de bedoeling om de subsidiariteit en de administratieve vereenvoudiging te vrijwaren.
Dit zou anders afbreuk doen aan de autonome beslissingsbevoegdheid van de gemeenteraad.
De discussie omtrent de wettigheid van de tweedeverblijftaksen in De Panne, Knokke en Koksijde sleept al enkele jaren aan. Eerder werd in mei 2023 ook al de tweedeverblijfstaks van Knokke door het hof van beroep te Gent onwettig verklaard. Door het hof wordt nu ook duidelijk standpunt ingenomen, voor wat betreft Koksijde.
In een arrest van 6 februari 2024 verklaart de vijfde kamer van het hof van beroep te Gent het belastingsreglement op tweede verblijven in strijd met het gelijkheidsbeginsel en het discriminatieverbod in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. Opvallend, want in eerste arresten van 31 oktober 2023 (in de zaak met rolnummer 2022/AR/1041) en van 21 november 2023 (in de zaken met rolnummers 2022/AR/1046, 2022/AR/1047 en 2022/AR/1051) werd door het hof nog een duidelijk andersluidend standpunt ingenomen.
Bij de beoordeling van de rechtsmacht van de Raad van State moet dus rekening worden gehouden met (i) of de overheid bij het nemen van de beslissing over enige discretionaire beoordelingsbevoegdheid beschikte of slechts over eden volledig gebonden bevoegdheid en slechts heeft moeten vaststellen of de reglementair gestelde voorwaarden, zoals zij die als overheid interpreteert, vervuld waren én (ii) de ingeroepen middelen en onwettigheden.
aanpak
Wij houden ook van transparantie, duidelijkheid en goede afspraken.